Zomerzondagochtend

zonovergoten
het witter nog dan witte
licht; míjn ochtend, dit

Botten

Botten

kunnen breken

zoals mijn been

dat noem je dus

kraakbeen?

Koud en warm

Oei! M’n huid gloeit gewoon
hier bij de open haard.
Net toen ik buiten was
rilde ik nog!

Nu zweet ik peentjes en
trek ik mijn kleren uit.
Eerst te koud, dán te warm
raar is dat toch!

Misschien was het kermis

Misschien was het kermis in Wervershoof
zag ik alle kroegen van binnen en buiten
of bleef ik telkens hangen bij een borrel.

Misschien zag ik mijn oude vrienden weer
vielen alle jaren tussen ons weg
en hervertelden we sterke kermisverhalen.

Misschien haalde ik een raspatatje bij ’t Zonnetje
stapte ik daarna iets te snel in de La Bamba
of was ik wijs en hield het bij touwtje trekken.

Misschien kwam ik vier ochtenden vroeg thuis
biertje als ontbijt, nergens last van
en stond ik vóór de middag weer aan de bar.

Misschien ontmoette ik mijn vrouw bij beer
kuste ik haar voor het eerst achter bot
of had ik iedere avond een ander.

Maar misschien was dit allemaal nooit gebeurd
het is tenslotte kermis
en dan is alles mogelijk.

Verandering

Verandering gaat kabbelend voort, zoekt
kalm haar weg, als een enkeldiep beekje
waarin wij weifelend waden. Zeker

verschuift ons zacht geplons de kiezels.
Pas jaren later zien we het plots: ja
het water stroomt nu anders dan voorheen.

Ongeduldige dapperen werpen weleens dammen
op of plaatsen rotsblokken. Zij kunnen geweld
verwachten: schuim en kolken en tegendruk.

Maar altijd komt het water weer tot rust
vindt zijn weg en gaat dan onverstoord
weer kabbelend voort. Maar niet hetzelfde.

Nooit hetzelfde.

 

Terugkijkend

Uiteindelijk was het dan allemaal toch niet voor niets

en kan ik gerust vaststellen

hoe ook verder:

het leven is even onherroepelijk goed geweest.

Bont bij wit

Bij de supermarkt
mag bont nu bij wit
glas.

Daar sta je dan
met je goede gedrag

en tassen vol netjes
gescheiden lege flessen.

Aarzelend schoof ik het eerste paar
door hetzelfde gat: bont na wit
wit na bont, etcetera.

Na de tiende was het alsof
het nooit anders is geweest –
het altijd zo had moeten zijn.

Mijn tassen leeg liep ik lichter
weg dan voorheen.

En de flessen? Die lagen er
even gebroken bij als eerst
maar nu op dezelfde

hoop.