Uitstelgedrag
Morgen?
Ja, morgen.
Gisteren had gekund.
Voor vandaag is het te laat.
Morgen, dan.
Écht…
Morgen?
Ja, morgen.
Gisteren had gekund.
Voor vandaag is het te laat.
Morgen, dan.
Écht…
Mijn zusje was dol op melk en ik op sterren.
Dus toen we eens laat op mochten blijven
kregen we een glas verse melk
en mochten we buiten naar boven kijken.
Het was nieuwe maan, de nacht was donker en helder.
Mijn zusje vond er niet veel aan
maar ik was op slag mijn melk vergeten.
Voor het eerst in mijn leven zag ik dat prachtige
lint van licht langs de lucht, en ik was niet langer
op aarde. Ik vloog langs ontelbare hemellichamen.
Na een lange ruimtereis keerde ik terug
en vroeg me af: hoe noem je dat ook weer
al die sterren bij elkaar? Ik kwam er niet op.
Door de reis had ik dorst gekregen
dus pakte ik mijn glas voor een slok.
En wat denk je?
Melk weg.
Oh, wat is het hierbinnen knus.
Poes ligt gekruld voor de vlammen.
En ik kom net bibberend van buiten.
Nu trek ik snel mijn huispak aan.
Hoi Poes, mag ik bij je liggen?
Ach, kruip je bij me op schoot?
Aai Poes, spin Poes, slaap Poes.
Raar dat ik *gaap* opeens ook zo moe ben.
Direct val ik nog in zzzzslaaaaaaaaaaaap…
Misschien was het kermis in Wervershoof
zag ik alle kroegen van binnen en buiten
of bleef ik telkens hangen bij een borrel.
Misschien zag ik mijn oude vrienden weer
vielen alle jaren tussen ons weg
en hervertelden we sterke kermisverhalen.
Misschien haalde ik een raspatatje bij ’t Zonnetje
stapte ik daarna iets te snel in de La Bamba
of was ik wijs en hield het bij touwtje trekken.
Misschien kwam ik vier ochtenden vroeg thuis
biertje als ontbijt, nergens last van
en stond ik vóór de middag weer aan de bar.
Misschien ontmoette ik mijn vrouw bij beer
kuste ik haar voor het eerst achter bot
of had ik iedere avond een ander.
Maar misschien was dit allemaal nooit gebeurd
het is tenslotte kermis
en dan is alles mogelijk.
Verandering gaat kabbelend voort, zoekt
kalm haar weg, als een enkeldiep beekje
waarin wij weifelend waden. Zeker
verschuift ons zacht geplons de kiezels.
Pas jaren later zien we het plots: ja
het water stroomt nu anders dan voorheen.
Ongeduldige dapperen werpen weleens dammen
op of plaatsen rotsblokken. Zij kunnen geweld
verwachten: schuim en kolken en tegendruk.
Maar altijd komt het water weer tot rust
vindt zijn weg en gaat dan onverstoord
weer kabbelend voort. Maar niet hetzelfde.
Nooit hetzelfde.
Uiteindelijk was het dan allemaal toch niet voor niets
en kan ik gerust vaststellen
hoe ook verder:
het leven is even onherroepelijk goed geweest.
Bij de supermarkt
mag bont nu bij wit
glas.
Daar sta je dan
met je goede gedrag
en tassen vol netjes
gescheiden lege flessen.
Aarzelend schoof ik het eerste paar
door hetzelfde gat: bont na wit
wit na bont, etcetera.
Na de tiende was het alsof
het nooit anders is geweest –
het altijd zo had moeten zijn.
Mijn tassen leeg liep ik lichter
weg dan voorheen.
En de flessen? Die lagen er
even gebroken bij als eerst
maar nu op dezelfde
hoop.
Arjan Jonker
info@arjanjonker.nl