Watapana
Jij mooie, onwaarschijnlijke boom,
wegwijzer, windgids, verwaaid kapsel,
wist ik niets van jou dan je naam
wist ik je al een gedicht.
Toen ik nog radeloos de ander zocht,
toen ik nog droomde van een thuis,
toen ik nog dacht eenzaam te zijn,
wees jij me benedenwinds de weg
en ik keerde west- en zuidwaarts
en kwam anderen tegen die net als ik
dwalend net als ik gevonden net als ik
een bestemming voorgoed lieten varen.
In het ritselen van je bladeren hoorden
wij je fluisteren: ‘Zij zullen
elkaar zien, zij zullen elkaar zien.’
En wij, wij luisterden en vonden elkaar.